Groepsgrootte en toezicht
Leerlingen zouden als eerste de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen veiligheid en die van anderen. Leerlingen zijn echter kinderen / jeugdigen die volop in ontwikkeling zijn. Zij kunnen niet zonder meer verantwoordelijkheid worden gehouden voor hun veiligheidsgedrag. Daarom moet de docent toezien op dat gedrag en, als dat nodig is, corrigerend optreden.
Dus, de docent:
- licht de leerlingen voor over veiligheidsrisico’s en welke veiligheidsvoorzieningen en maatregelen er zijn in het lokaal;
- instrueert leerlingen over hoe je de opdrachten veilig uitvoert;
- ziet erop toe dat de leerlingen zich houden aan de instructies.
De Arbowet verplicht werknemers (en in dit geval ook leerlingen) zich te houden aan de veiligheidsinstructies, maar werknemers zijn over het algemeen volwassen.
Een steeds terugkerende vraag is op hoeveel leerlingen een docent toezicht kan houden. Welk aantal leerlingen kan verantwoord begeleid worden of op welk aantal leerlingen kan effectief toezicht gehouden worden? Alleen fingerspitzengefühl is onvoldoende om dit te bepalen, zeker als er een gesprek moet komen met het management over wat verantwoord is. Zij zijn echter wel gevoelig voor goede argumenten. Zowel docenten als management hebben immers het gemeenschappelijke doel om jongeren goed en verantwoord onderwijs te bieden. Docenten zijn gebaat bij het gevoel dat ze grip en overzicht hebben over de groep. Dat gevoel van controle is nodig om als docent je aandacht te kunnen richten op het lesgeven. Mocht dit gevoel er niet zijn, dan gaat dat ten koste van jezelf en van het onderwijs dat je kan geven. Ga dan het gesprek aan met de directie. Dan is een onderwijsassistent misschien een oplossing.
Als handvat heeft Voion VO-Signaal ‘Organiseren van goed toezicht op leerlingen in het praktijklokaal’ uitgegeven. Dit document gaat, naast overwegingen betreffende het aantal leerlingen, ook in op wettelijke aansprakelijkheid.
Kort door de bocht ‘zegt’ het Arbobesluit artikel 1.37 dat jeugdigen risicovolle werkzaamheden mogen uitvoeren op voorwaarde dat het gevaar door deskundig toezicht voorkomen kan worden. Anders mag het dus niet.
Over wat dat toezicht inhoudt staat in lid 1 van 1.37: 'De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, gebleken gevaren die kunnen ontstaan, indien deskundig toezicht ontbreekt.'
Dat betekent concreet dat je:
- een lijstje van handelingen hebt die risicovol zijn waarop toegezien moet worden;
- een beschrijving / verantwoording hebt van de:
a) inhoud: hoe wordt voorkomen dat het gevaarlijk wordt (bijv. corrigeren/ingrijpen) en
b) mate: hoe vaak je controleert (van continue één - op - één erbij gaan staan tot en met af en toe kijken hoe het gaat of zelfs aan het eind van de les terugkijken op hoe is gewerkt).
Bij de inschatting van de mate van toezicht speelt natuurlijk ook mee wie de risicovolle/gevaarlijke handeling uitvoert en ook de context waarbinnen die handeling wordt uitgevoerd. Denk aan de lokaalindeling, type leerling en groepsdynamiek.
'Veiligheid duur, probeer eens een ongeluk'!