Atex 153 – voor de werkplek
Atex 153 is een werkplek-richtlijn. Hierin wordt beschreven hoe omgegaan moet worden met de gevaren van stofexplosies op de werkplek en worden werkplekken ingedeeld in gevarenzones.
Atex 153 is opgenomen in de Arbowet en heeft daardoor gevolgen voor houtverwerkende bedrijven. Bedrijven, die met brandbare materialen werken, dus ook de houtverwerkende, moeten namelijk in het kader van de RI&E inventariseren of er sprake is van explosiegevaar. Zo ja, dan krijgt men te maken met de formaliteiten van Atex 153, zoals het opstellen van een Explosie Veiligheids Document1.
Explosieve atmosfeer onder Atex 153
Stofexplosies kunnen alleen ontstaan als er een explosieve atmosfeer én een ontstekingsbron is. Maar wat is een explosieve atmosfeer? Daarvan is sprake als er gemiddeld minimaal 30 gr fijn2 houtstof/m3 aanwezig is. Dat komt in de meeste houtverwerkende bedrijven niet voor, zelfs niet bij een slecht werkende afzuiging. Met name het aspect van de gelijkmatige verdeling in de lucht is daarbij een belangrijke factor. Dan hebben wij dus niets met Atex 153 te maken, zult u denken.
Dat is helaas niet het geval, want Atex 153 behandelt naast primaire stofbronnen (machines die stof uitstoten) ook secundaire stofbronnen. Hieronder wordt stof verstaan dat overal in het bedrijf voorkomt (op de vloer, in en rond machines, op richels, boven op afzuigbuizen etc.). Ook deze stof kan door opwerveling een explosieve atmosfeer creëren; hoe dat zou kunnen, is niet relevant. Maar een laagdikte van enkele tienden van een millimeter is al voldoende! Als deze stoflaag meer dan 10 uur per jaar aanwezig is in de buurt van draaiende machines, gelden de bepalingen van Atex 153 ook.
De diverse branche-organisaties in de houtverwerkende sector geven hier uitgebreide en adequate voorlichting over.
1) Kijk voor meer informatie over het Explosie Veiligheids Document op Arbocatalogus-vo > EVD. Op het tabblad Tip & Links op deze pagina vindt u een handleiding om een EVD op te stellen.
2) Deeltjesgrootte kleiner dan 0,5 mm
