Groepsgrootte en begeleiding
De vraag wat de maximale groepsgrootte mag zijn is niet te beantwoorden zonder meer informatie. De grootte van het lokaal en de inrichting zijn bepalend. Maar wat de leerlingen doen en met welk gereedschap, welke apparatuur of welke machines, is nog veel wezenlijker voor het antwoord op de vraag onder welke voorwaarden ‘adequaat toezicht houden’ mogelijk is.
Dat betekent dat het maximumaantal leerlingen dat verantwoord in een leersituatie gebracht en begeleid kan worden varieert per activiteit en de organisatie daarvan. Het maakt namelijk veel uit of bijvoorbeeld 28 leerlingen allemaal tegelijk dezelfde activiteit uitvoeren óf allemaal hun eigen proces volgen.
De Arbowet geeft geen aantallen. De wet legt een eenvoudige eis op: zorg er als school voor dat ongelukken voorkomen worden. Wat de school moet doen is afhankelijk van de inventarisatie van de risico’s.
Adequaat toezicht
Voor veel docenten is het niet duidelijk wat ‘adequaat toezicht houden’ betekent. Dat wordt duidelijker als antwoorden op de volgende vragen gezocht worden:
- Wat zijn de (leer)situaties waarin ‘adequaat toezicht houden’ nodig is om ongelukken te voorkomen?
- Wat moet een docent kennen en kunnen om in die (leer)situaties te kunnen spreken van ‘adequaat toezicht houden’?
- Wat moet een docent in die (leer)situaties doen om te kunnen spreken van ‘adequaat toezicht houden’?
- Onder welke omstandigheden kan een docent in die (leer)situaties doen wat moet gebeuren om te kunnen spreken van ‘adequaat toezicht houden’?
Verantwoord aantal
De vervolgvraag is dan wat een verantwoord aantal is. Alleen fingerspitzengefühl is onvoldoende om dit te bepalen, zeker als er een gesprek komt met het management over wat verantwoord is. Het uitgangspunt is dat docenten én management het gemeenschappelijke doel hebben om jongeren goed en verantwoord onderwijs te bieden. Daarom moet zo'n gesprek gevoerd worden op basis van goede argumenten. Als handvat heeft Voion in 2013 het VO-Signaal ‘Organiseren van goed toezicht op leerlingen in het praktijklokaal’ uitgegeven. Dit document gaat, naast overwegingen over het aantal leerlingen, ook in op wettelijke aansprakelijkheid.
Docenten vinden het lastig dit VO-Signaal te vertalen naar hun schoolsituatie. Voion en het Platform vmbo BWI werken aan een praktischer handvat voor een overleg tussen docenten en management over goed toezicht. Wanneer dit document gereed is, wordt het ter beschikking gesteld aan het Platform vmbo D&P om te vertalen naar de praktijklokalen D&P.
VO-signaal Goed toezicht
De kern van het VO-signaal over goed toezicht is dat de school zelf moet bepalen wat goed toezicht is, zodat ongelukken voorkomen worden. Daarbij moet er oog zijn voor de bekwaamheid van de leerling, de soort handeling en de context zoals lokaalindeling en groepsdynamiek. Nadat deze aspecten in de eigen schoolsituatie geïnventariseerd zijn, geeft dit VO-signaal een handvat bij de verschillende combinaties. De school (afdeling, directie, arbocoördinator) moet met argumenten het aantal leerlingen per begeleider kunnen onderbouwen.
- Het VO-signaal gaat vervolgens in op de verschillende aspecten, zoals wanneer een veiligheidsrisico hoog of laag is en waarop te letten bij bekwaamheid van leerlingen en docenten. Het VO-signaal wordt afgesloten met aansprakelijkheid. Het belangrijkste criterium daarbij is of er sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten van de school. Hoe beter een afdeling en school de veiligheid geregeld hebben en dat kunnen aantonen, bijvoorbeeld door het gebruik van de documenten op deze site, hoe sterker zij staan. Voion adviseert scholen om dit onderwerp expliciet te bespreken en daar waar mogelijk vast te leggen.
- Het VO-Signaal ‘Organiseren van goed toezicht op leerlingen in het praktijklokaal’ is een werk-in-uitvoeringuitvoeringdocument. De link verwijst naar de meest actuele versie op de site van Voion. Bij Voion kun je ook terecht voor nadere informatie.