MENU

Machine- en apparatenveiligheid

Het machinaal bewerken van materialen (hout, metaal) gebeurt meestal met grote kracht. Daarom kan het werken met aangedreven apparatuur grote risico’s met zich meebrengen. Snijden, knellen en pletten door een machine kan dan ook ernstig letsel veroorzaken. Dat geldt ook voor wegspringende spanen of vonken. Om (ernstige) verwonding te voorkomen worden machines voorzien van afscherming en beveiligingen.

Dat betekent in ieder geval het volgende:

  • De machine moet voor professioneel gebruik geschikt (betrouwbaar en degelijk) zijn en aan alle veiligheidseisen voldoen.
  • Een stationaire machine (die vaststaat op één plaats) moet goed geplaatst zijn:
    • zo, dat er geen gevaar is voor verschuiven, omvallen en kantelen van de machine, oververhitting, ontploffing en elektrocutie;
    • zo, dat er rondom de machine en tussen meubilair en machines voldoende loop- en werkruimte is.

Levering en plaatsing  

Let bij levering en plaatsing van nieuwe machines op de volgende punten:

  • De leverancier voert vóór ingebruikstelling een keuring uit; informatie over keuring en CE-markering vind je onder 'Keuring en CE-markering'.
  • Het keuringsrapport moet door de leverancier zijn ondertekend. Bewaar deze papieren goed. Vanaf het moment van ingebruikstelling krijgt de school de volledige verantwoordelijkheid.
    Formeel beperkt de verantwoordelijkheid van de leverancier zich tot de betrouwbaarheid van de machine; de school is verantwoordelijk voor veilige plaatsing (Arbobesluit hoofdstuk 7). De leverancier zal de machine echter vaak plaatsen en kan de school hierover adviseren.

Gebruik van machines

Let bij het gebruik van machines op de volgende punten:

  • Gebruik machines alleen waarvoor ze gemaakt zijn en op de manier zoals dat bedoeld is.
  • Laat de bescherming van bewegende delen intact en controleer die regelmatig.
  • Overbrug beveiligingen nooit.
  • Als een machine een tweehandenbediening heeft mag daar uitsluitend door één persoon mee gewerkt worden (dus geen overbrugging van de beveiliging!).
  • Laat leerlingen pas met de machine werken als ze instructie gehad hebben. Bouw het zelfstandiger werken stapsgewijs op, op basis van kennis en vaardigheden. Gebruik de instructiekaarten en spreek af wat leerlingen zelfstandig mogen, wat alleen onder toezicht of begeleiding mag en wanneer ze bepaalde machines mogen starten.
  • Ongevallen vinden vaak plaats in situaties waarin de leerling niet alle aandacht bij het werk heeft, bijvoorbeeld door afleiding, onhandelbare afmetingen van materialen (groot, zwaar) of een machinestoring.
  • Onderhoud de apparatuur volgens het onderhoudsboek, zodat kwaliteit, betrouwbaarheid, degelijkheid en veiligheid van de machine gewaarborgd zijn. Door preventief onderhoud worden machines in goede en dus veilige staat gehouden. Bovendien worden onverwachte storingen en (hogere) kosten zoveel mogelijk voorkomen.
  • Voer onderhouds-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden veilig uit door de machine stroom- of drukloos te maken. Neem, als dat niet mogelijk is, doeltreffende maatregelen. Let extra op bij onderdelen die draaien of kunnen beknellen.
  • Het is verplicht om van het onderhoud een onderhoudsboek bij te houden.

Met de checklists kun je controleren of de machines aan alle veiligheidseisen voldoen.

Als er een onveilige situatie is en de docent komt samen met de arboverantwoordelijke niet tot een veilige oplossing, dan kan als uiterste maatregel de Inspectie SZW ingeschakeld worden.

Als een leerling vindt dat zijn werk aan een machine niet veilig is, heeft hij het recht de werkzaamheden aan de machine te onderbreken tot de situatie veilig is.