MENU

Groepsgrootte en begeleiding

“Hoeveel leerlingen mogen er in een lokaal?”, is een veel gestelde vraag aan de helpdesk van Voion. Daarmee wordt eigenlijk gevraagd aan hoeveel leerlingen in het praktijklokaal veilig onderwijs gegeven kan worden. Oftewel: op hoeveel leerlingen kan tegelijkertijd zo toezicht worden gehouden dat er eigenlijk niks mis kan gaan? De Arbowet bevat min of meer een stappenplan om die vraag te beantwoorden:

  1. Breng in kaart wat er met leerlingen in het praktijklokaal allemaal mis kan gaan. Welke opdrachten krijgen de leerlingen? Wat hebben ze nodig om die opdracht/werkstukken te maken (materialen en gereedschappen)? Hebben de leerlingen voldoende ruimte om te werken? Etcetera. Dit is de risicoinventarisatie van het praktische deel van het vakonderwijs.
  2. Probeer de gevonden risico’s weg te nemen, verzin alternatieven. Dat lukt niet voor alles. Een zaag zal altijd scherp moeten zijn. Dan is het alleen maar mogelijk te voorkomen je je per ongeluk aan de zaag verwond. Tegen stommiteiten, impulsief experimenteergedrag zijn de meeste beveiligingen op gereedschappen / apparaten niet bestand.
  3. Licht de leerlingen voor over de gevaren, de maatregelen tegen die gevaren zijn getroffen en licht de leerlingen voor over restrisico’s.
  4. Instrueer leerlingen hoe zij zich veilig dienen te gedragen in het lokaal, bij het hanteren van gereedschap, bewerken / hanteren van materiaal. etc.
  5. Beantwoord nu de volgende vragen:
    1. op bij welke momenten moet je als docent de leerlingen extra in de gaten moet houden zodat je kan voorkomen dat het mis gaat en
    2. heb je tijdens de les voldoende gelegenheid om er op toe te zien dat leerlingen zich houden aan de instructie(s) houden?

Er is geen wettelijk maximum voor het aantal leerlingen in een praktijklokaal. De Arbowet eist van werkgevers dat zij toezicht houden op het naleven van instructies door werknemers. Docenten hebben tijdens lessen min of meer de rol van de werkgever waarbij de leerlingen gezien moeten worden als werknemer. Als vraag 5b met ‘nee’ beantwoord wordt, dan is veiligheid tijdens les waarschijnlijk niet geborgd. Mogelijk is sprake van een gevaarlijke situatie die bij de werkgever gemeld moet worden (Arbowet art. 11e).

Hoe het ook zij, docenten en schoolleiding doen er goed aan de risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) te toetsen aan het oordeel van een gecertificeerde hogere veiligheidskundige (HVK). Docenten en schoolleiding hebben immers een gemeenschappelijke doel; leerlingen goed en verantwoord onderwijs te bieden.

Als handvat bij de eisen van de wet met betrekking tot toezicht en wie op welk moment aansprakelijk is, heeft Voion het VO-Signaal ‘Organiseren van goed toezicht op leerlingen in het praktijklokaal’ uitgegeven.

Doel van dit Voion-signaal is de school te ondersteunen bij het bepalen van wat goed toezicht is, zodat ongelukken voorkomen worden. Daarbij moet er oog zijn voor de bekwaamheid van de leerling, de soort handeling en de context als lokaalindeling en groepsdynamiek. Nadat deze aspecten in de eigen schoolsituatie geïnventariseerd zijn, geeft dit VO-signaal een handvat bij de verschillende combinaties.

“Veiligheid duur? Probeer eens een ongeluk”!

VO-signaal wordt afgesloten met aansprakelijkheid. Het belangrijkste criterium daarbij is of sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten van de school. Hoe beter een afdeling en school de veiligheid geregeld hebben en dat kunnen aantonen, bijvoorbeeld door het gebruik van de documenten op deze site, hoe sterker zij staan. Voion adviseert scholen om dit onderwerp expliciet te bespreken en daar waar mogelijk vast te leggen. Bij hen kunt u ook terecht voor nadere informatie: www.voion.nl.